“Hier heb ik echt geen zin meer in hoor, ik word te oud!” zegt Wim. We zijn nog maar net met de brommer vertrokken of het begint te regenen. “Hier was ik al bang voor, vanaf 12.00 uur is er regen voorspeld en dat iedere dag.“
Na wat schuilen, even rijden – er is helemaal niets in de omgeving behalve natuur – stoppen we voor een huis.
Een prachtig meisje komt naar buiten. Met handen en voeten komen we erachter dat ze 12 jaar is. Ook haar ouders komen naar buiten. Wij staren naar hen, zij naar ons. Ze blijken 6 kinderen te hebben en een kleinkind.
Jade haalt haar speelkaarten onder het brommerzadel vandaan. “Shall we play?” Het meisje knikt. Na even oefenen heeft ze het spelregels door. Ook Dagmar gaat meedoen.
“En nu?” vraagt Sam, “we kunnen hier toch niet de hele tijd blijven. Dat vinden die mensen niet leuk. “
“Jawel,” zeg ik, “je ziet aan de mensen dat ze het wel leuk vinden. Het regent zo erg Sam, wat kunnen we anders?”
In de hele omgeving lijkt niets te doen. We zien alleen dit huis en een huis ernaast en verder helemaal niets behalve een prachtige natuur. De buurman is aangeschoven en filmt het hele tafereel zeker 15 minuten lang met zijn oude mobieltje.
Op een gegeven moment worden we uitgenodigd om naar binnen te gaan. We krijgen een deken want het is echt koud, we hebben helemaal geen warme kleding bij ons!
“Coffee?” vraagt de moeder. Gelukkig heb ik zelf wat Nescafé bij me en haal dat ook uit de brommer. Zij zorgt voor het warme water, ik voor de koffie. We lachen naar elkaar. Een oudere dochter arriveert ook. Ze spreekt een heel klein beetje Engels. Ze legt via Facetime contact met een zus in Jakarta om het hele tafereel te delen.
Intussen blíjft ’t regenen. Niet een beetje, maar heel hard. We zijn al bijna 2 uur hier! Het meisje, Jade en Sam nu ook, zitten nog steeds te kaarten.
Wim heeft inmiddels papieren kleingeld uit verschillende landen aan de man des huizes gegeven. Hij is er zó ontzettend blij mee en blíjft de briefjes bestuderen. Hij biedt ons zijn enige regenjas aan. Die nemen we uiteraard niet aan.
“Wat nu, we zullen toch écht verder moeten,” zeg ik. Ontmoedigd kijken we naar de regen terwijl we naar buiten lopen om te vertrekken. “We worden hartstikke ziek zo,” zegt Wim.
En dan gebeurt het ongelooflijke !
Het oudere meisje wijst naar de regenjas van haar vader en dan naar het huisje van de buren. Het blijkt een miniscuul winkeltje te zijn! En ze verkopen …. regenjassen! We schieten in de lach en komen he-le-maal niet meer bij. Na úren schuilen!
En zodra we op de brommer zitten … stopt de regen! Ik kom he-le-maal niet meer bij van het lachen!